Laat ik beginnen met een persoonlijke noot: ik heb nogal moeite met het woord ‘reorganisatie’. Dat is een woord dat veel negatieve associaties oproept en uitgaat van een probleem. Ik spreek liever over een transitie, een verandering die op een organische manier verloopt.
Als we het hebben over een transitie, dan denk ik aan alles wat een organisatie in staat stelt om naar een gewenste situatie te ontwikkelen. In sommige gevallen is de huidige situatie problematisch, waarin het probleem extern of intern of in een combinatie van beide kan liggen. Wanneer ik organisaties help en managers interview, is de eerste keus om vingers te wijzen naar de mensen die in hun ogen de aanstichter van het probleem zijn. Maar in veel gevallen klopt dit niet helemaal. Als organisatie, klein of groot, ben je ook beïnvloedbaar door externe factoren die ook nog eens snel veranderen, zoals demografische en economische factoren. Het is altijd de grootste uitdaging om te ontdekken waar de grondoorzaak nou echt ligt. En om objectief te blijven in dat stadium. Want wanneer ik op dat moment al kant ga kiezen, beperk ik de mogelijke oplossingen die de transitie soepel en organisch kunnen laten verlopen. Ik vind het altijd interessant om te kijken naar de inrichting van de koffiehoek. Ik bedoel niet hoe de theezakjes gesorteerd liggen of welke koffiebonen gebruikt worden, maar hoe medewerkers gebruik maken van de koffiehoek. Is dit een plek waar medewerkers met een glimlach naartoe lopen en even met collega’s te kletsen, of is dit een plek waar men snel wat haalt en niet meer omkijkt? De koffiehoek is een van de weinige locaties op een kantoor die informeel van aard is. Hierdoor is het bij uitstek een geschikte plek om mensen te observeren; ze laten meer van zichzelf zien in een informele setting dan wanneer de setting formeel is. Dus daarom duik ik de koffiehoek in: observerend en onderzoekend naar de omgangsvormen en de onderlinge communicatie van en tussen medewerkers. Want zodra ik dit beter begrijp, is het beoordelen van de organisatiestructuur een hele eenvoudige. De organisatiestructuur is immers net zo sterk als de naleving en ervaring daarvan. Laat je dus niet gek maken door managementmodellen wanneer je een transitie ingaat of begeleidt. Want in de praktijk is het lastig om deze modellen 1-op-1 over te nemen en kun je meer kanten op door observatie van informeel gedrag van medewerkers. Probeer je niet te veel te laten afleiden door eeuwenoud beleid ‘we doen het al jarenlang zo!’ Probeer erachter te komen hoe medewerkers zich écht gedragen, want zodra je dát weet, kun je een transitie beter plannen en uitvoeren. Verteld door Joop de Graaff, geschreven door Oktay ErtanaWelke competenties hebben jouw klantcontact medewerkers?
Tegenwoordig verwacht de klant veel van een organisatie. En daarom verwachten wij ook veel van de medewerkers, die met deze klanten contact hebben. Medewerkers moeten daarom dan ook beschikken over een flink aantal competenties. Denk daarbij aan ‘klantgericht, ‘communicatief vaardig of ‘doelgericht werken’.
Competenties komen voort uit de strategie, missie en het daaruit voorvloeiende beleid. Denk eens aan de volgende drie voorbeelden van verzekeraars. Verzekeringen zijn vaak nagenoeg hetzelfde en verzekeraars weten dat hun toegevoegde waarde zit in hun imago en aanbod aan hun verzekerden:- ‘direct geregeld’ (OHRA)
- ‘raad en daad’ (Zilveren Kruis Achmea)
- ‘jij kiest’ (FBTO)
- De medewerker houdt vast aan het beleid van de organisatie en houdt hierbij de manager te vriend. Wat de manager echter niet weet, is dat dit leidt tot een ontevreden klant, die zich daardoor misschien laat verzekeren bij een andere verzekeraar. ‘De doorlooptijd voor deze verzekering is 2 weken, daar kan ik helaas niks aan veranderen. Sorry!’
- De medewerker stopt wat extra tijd in de klant, omzeilt de normale doorlooptijd en de klant kan met een gerust gevoel op vakantie. ‘Fijn dat u op vakantie gaat! Ik ga met de back-office kijken wat er mogelijk is en wens u een prettige vakantie..’